Once upon a February day in 2010…
Voor sommige mensen is taal zuurstof.
Schrijven is ademen. Ze hebben het nodig om te bestaan en het gaat als vanzelf.
Mijn Illiveris is ongetwijfeld één van die mensen. Zijn fantasie kent geen
grenzen. Alles rondom hem heeft het potentieel magisch te zijn. Hij ziet
verhalen. Bovendien heeft hij ontzettend veel talent om die verhalen ook te
laten zien aan anderen. Je kan niet anders dan genieten van zowel inhoud als
vorm. Toen ik hem dat eens zei, antwoordde hij als volgt: ‘Alles heeft ook daadwerkelijk een
magische dimensie. Om deze te zien heb je gewoon een speciale bril nodig.
Schrijvers kunnen andere mensen helpen de dingen zo te zien met hun
woordenbeelden natuurlijk, dat maakt het ook zo leuk! Creativiteit en fantasie
verrijken de realiteit, en de beleving daarvan kan beide net zo echt en
belangrijk maken als de werkelijkheid…’
Dat is wat ik bedoel. Illiveris neemt je
mee in zijn vertelsels. Via zijn Nederlands reikt hij je de hand. Met zijn
eerste letters op papier tovert hij een glimlach op je gezicht en berooft hij
je van je vermogen om iets anders te doen dan lezen. Zijn eerste woorden bieden
een ingang in zijn universum, waar je gretig, gulzig, nieuwsgierig en vooral
ongeduldig om je heen kijkt. Hij verwondert je met zijn beelden, hij inspireert
je met zijn taal. Naast fantasie en talent heeft Illiveris nog één essentiële
eigenschap die van hem een goed schrijver maakt: zelfvertrouwen.
Fantasie heb ook ik ongetwijfeld. Ook ik
zie verhalend potentieel overal waar ik kijk in mijn (gedachten)wereld. Heb ik
ook het nodige talent om die verhalen te vertellen? Mijn goede vriend Anis schijnt te geloven van
wel. Hij houdt van mijn schrijfstijl. Anderen krijgen echter niet de kans om
van mijn stijl te houden, hem te haten of er Siberisch koud onder te blijven.
Aan het nodige zelfvertrouwen ontbreekt het me immers volledig. Schrijven gaat
voor mij niet als vanzelf, anderen mijn schrijfsels laten lezen nog veel
minder.
Toch heb ook ik taal nodig, simpelweg
omdat ik ervan hou. Ik hou van mijn moedertaal. Hoe goed ik haar ook ken, ze
blijft mij verbazen en verrassen. Ik hou van het Engels. Net omdat ik in het
Nederlands niet kan verwoorden waarom dat zo is. Ik hou van het
Frans want the French are glad to die for
love. Tijdens de vier
jaren van mijn studies heb ik geleerd dat vertalen niet enkel iets is waar ik
van nature goed in ben maar ook iets waar ik van hou. Het vraagt net genoeg
creativiteit zodat ik het gevoel heb dat ik ook iets bijdraag aan de tekst. Hij
wordt voor een stukje van mij maar niet in die mate dat ik zenuwachtig ben als
anderen hem lezen.
Voor mij is taal niet als zuurstof maar
eerder als een (gezonde) verslaving. Ademen doe je immers automatisch en
ongemerkt, twee adjectieven die mijn gevoel over taal allerminst omschrijven.
Beter zijn ‘inspirerend’, ‘uitdagend’ en vooral ‘aanhoudend’. Ik hou van taal
in de verleden, tegenwoordige en toekomende tijd.
Ik ben Roald Dahls Mathilda. Ik verslind
woorden, zinnen, boeken. Ik was de peuter die volzinnen verkoos boven losse
onsamenhangende woorden en die haar drie jaar oudere broer leerde spreken met
een rollende ‘r’. Ik was de kleuter die leerde lezen en schrijven nog voor ze
naar het eerste leerjaar ging. Ik haalde als eerste niveau 9+ voor lezen en
begon in de vakantie vóór het vijfde leerjaar alvast Frans te leren uit de
schoolboeken van mijn broer.
In het middelbaar was ik het meisje dat
aan het einde van het schooljaar haar boeken van Engels achterhield om
oefeningen te kunnen maken tijdens de zomervakantie. Pre-internet leek de
mogelijkheid van het uiteenspatten van mijn status als modelleerlinge mij
aanlokkelijker dan een zomer zonder Engels. Zelfs van wiskunde maakte ik een
talige aangelegenheid wanneer ik met pen en papier in de aanslag zat te wachten
tot de wiskundeleerkracht formuleringen gebruikte die ik, om verschillende
redenen, het opschrijven waard vond. Haar taalgebruik fascineerde mij, in ieder
geval meer dan de wiskundige inhoud van haar zinnen.
Tv-kijken deed en doe ik met een
notitieboekje en een pen binnen handbereik. Zinnen die mij aanspreken, woorden
waarvan ik de vertaling niet onmiddellijk weet, leuke collocaties, mooie
alliteraties, ik schrijf ze allemaal op.
Toen ik aan het einde van het zesde
middelbaar een studierichting moest kiezen, wist ik meteen dat er maar één
juiste keuze was: vertalen. Ik had wel een beetje schrik dat ik ooit een punt
zou tegenkomen waarop al die talen mij te veel werden. Het tegendeel bleek waar.
De afgelopen vier jaar zijn het Nederlands, het Engels en het Frans elke dag zo
intensief in mijn leven geweest en elke dag ging ik er nog meer van houden. Na
zes maanden mis ik mijn Engels en mijn Frans al meer dan ik had verwacht of kan
beschrijven. En ook dat gevoel neemt elke dag toe…
Geschreven op: 17 februari 2010
Geschreven op: 17 februari 2010
Reacties
Een reactie posten