Once upon a day in March 2010…
Een moeder is een kostbaar iemand.
Ze zorgt en verzorgt je,
ze troost je.
En het enige verdriet dat ze je aandoet,
is te sterven en je alleen te laten.
Ik wist dat ik te gelukkig was.
Donderdagochtend 25 maart 2010. Ik voel
Illiveris dicht bij mij kruipen. Zijn handen strelen mijn lichaam, hij volgt de
golvingen van mijn taille, over mijn heupen en gaat langzaam op zoek naar mijn bips.
Zijn lippen zoenen mijn schouders. Ik open mijn ogen en zie hem glimlachen naar
mij. Het is een filmochtend. Ik voel me bijzonder, geliefd en begeerd. Ik ben
gelukkig. Op dat moment is er niemand anders op de hele wereld, enkel wij twee zijn
van belang.
Eén sms verandert dat. Met drie zinnen word
ik uit mijn veilige liefdesbubbel gehaald.
‘Ons oma is heel ziek. Misschien sterft ze vandaag. Kom als ge thuiskomt naar het
Zwart Zusters.’
Enkele seconden lang staar ik roerloos
naar de woorden op mijn gsm. Fysiek scheelt er helemaal niets met mijn oma. Hoe
kan iemand van de ene dag op de andere op sterven liggen? Hoe kan iemands hart
ineens op zijn? Ik geloof het niet.
Op een paar minuten tijd graai ik al
mijn spullen bij elkaar en haast ik mij naar het Centraal Station. Zelden was
ik zo ongeduldig om mijn geboortestad te zien, al was ik heel bang voor wat
mijn vertrouwde Lier deze keer voor mij in petto had.
Hierop was ik niet voorbereid. Mijn moeder Mer had gelijk. Oma Simona was aan het vechten voor haar leven. Ze
leek zo klein en kwetsbaar. Ik moest echter snel wennen aan dit nieuwe beeld
van mijn sterke oma. Ik wilde niet dat ze opgaf, en tranen van haar kleindochter
zouden haar niet helpen.
Ze leek broos, maar niets bleek minder waar. Al snel werd duidelijk dat ze
harder aan het vechten was dan ik ooit iemand had zien doen en dat ze het
langer volhield dan iemand voor mogelijk had gehouden. Ademhalen was plots een
uitputtende strijd. De inspanningen die ze leverde, vertaalden zich in
zweetparels op haar voorhoofd maar ze weigerde op te geven. Ze vocht voor elke
hartslag en vond ergens ook nog de energie om te reageren op onze aanwezigheid
en onze vragen. Ze was blij dat wij bij haar waren en ze had geen pijn. Die
gedachten troost(t)en me.
Ik denk dat ze er echt nog in geloofde
dat ze kon winnen. En dat deed ik ook. Ik wilde haar zo graag helpen, haar
kracht geven, het van haar overnemen, wat dan ook. Het leek zo’n ongelijke
strijd. Het was niet eerlijk.
Haar bloeddruk daalde van amper vijf nog
naar vier. Haar hartslag werd zwakker, haar ademhaling oppervlakkiger. Ik kan het
niet opbrengen om verder uit te weiden.
Veertien uur lang heeft mijn oma gestreden
voor elke seconde. Ze wilde niet opgeven, ze wilde niet rusten. Ze was nog
sterker dan ik kon vermoeden. Ik ben enorm trots op haar en vereerd dat een
deel van zo’n strijdlustige vrouw in mij voortleeft. Mijn moeder en ik houden
haar hier op aarde. Zijzelf is opnieuw bij mijn opa. Dat hoop ik echt, en
Illiveris verzekerde mij dat het waar is. ‘Ergens,
temidden van gouden zonoverladen graanvelden, ontmoet een oudere vrouw nu
opnieuw sinds lange tijd een oudere man die ze maar al te goed kent…’ Ik
kies ervoor om dat echt te geloven. Voor eeuwig begon voor hen in die
lentenacht. Na zeven jaar kunnen zij ergens anders samen terug gelukkig zijn.
Nu is het mijn beurt om sterk te zijn en
ook snel terug gelukkig te worden.
Ik voel nog in mijn hand
het laatste drukken van je handen.
Daarin lag nog wat leven,
daarin lag reeds de dood.
Daarin lag al die liefde
sedert jaren mij gegeven,
tot jouw hand wederom die van je man
omsloot
en de zijne jullie hemelse liefde bood.
Geschreven op: 27 maart 2010
Reacties
Een reactie posten