Once upon an April day 2010…
Op de koffietafel van tante Christiana(*) zat ik tegenover de oudste neef van mijn mama Mer. Ik had hem weleens in het echt gezien op enkele communiefeesten maar voor de rest kende ik hem enkel van op foto, net zoals de rest van mijn (verre) familie. Behalve Hem dan. Hem herken ik enkel op foto aan het gat waar Hem ooit stond. Tot anderhalf jaar geleden wist ik niet hoe mijn vader er uitzag. Mijn vage herinneringen waren stilaan volledig aan het verdwijnen en elk bewijs van zijn bestaan was zo’n zestien jaar daarvoor al zorgvuldig verwijderd door Mer. Maar ik ben aan het afdwalen.
Op de koffietafel van tante Christiana(*) zat ik tegenover de oudste neef van mijn mama Mer. Ik had hem weleens in het echt gezien op enkele communiefeesten maar voor de rest kende ik hem enkel van op foto, net zoals de rest van mijn (verre) familie. Behalve Hem dan. Hem herken ik enkel op foto aan het gat waar Hem ooit stond. Tot anderhalf jaar geleden wist ik niet hoe mijn vader er uitzag. Mijn vage herinneringen waren stilaan volledig aan het verdwijnen en elk bewijs van zijn bestaan was zo’n zestien jaar daarvoor al zorgvuldig verwijderd door Mer. Maar ik ben aan het afdwalen.
Je kan wel zeggen dat ik op die
koffietafel tegenover een voor mij zo goed als onbekende man zat of, in de
taal die voor alles een uitdrukking heeft, a
virtual stranger. Maar goed, je zit er dan tegenover, er is koffie, er zijn
pistolets en er zijn koffiekoeken, dus je begint te praten. Je blijft praten om
je aandacht af te leiden van de vieze tassen waar je koffie inzit en de kaas
tussen de pistolets die alle andere pistolets raakt waardoor je er geen enkele wil
eten. Van de koffiekoeken blijf je sowieso af want die laten al een vetplek
achter waar ze nog maar hebben gelegen. Je ontdekt dat ook hij een heel enge
definitie heeft van wat vies is. Praten wordt makkelijk. Al is het juister om
te zeggen: luisteren wordt interessant.
Ik besef pas nu, nu het voor een groot
stuk te laat is, dat ik veel te weinig de kans heb aangegrepen om van oudere
mensen te leren. Vooral dan van opa Gastopa en oma Simona, mijn twee
grootouders. Gastopa overleed op 19 februari 2003, ik was toen 16. Nu weet ik
dat ik toen nog niet volwassen genoeg was om van hem te leren. Simona werd kort
daarna dement. Gesprekken met haar gingen vanaf dan over mensen die stuk voor
stuk meer dan 30 jaar dood waren, hoewel Simona ervan overtuigd was dat ze hen
de dag voordien nog had gezien. Misschien had ze dat ook wel, ergens in haar
mistige gedachten.
Ik denk nochtans dat ik heel veel van
hen had kunnen leren. Ik had opa Gastopa willen horen vertellen over de oorlog
en over de treinen. Ik had verhalen willen horen over hun leven samen. Over
wanneer, hoe en waar zij verliefd werden, hoe dat allemaal ging in die tijd. Ik
hunker naar verhalen over romantische uitstapjes in de jaren ’40 en al hun
eerste keren. Hoe was het om jong te zijn tijdens een wereldoorlog? Hoe was het
na de bevrijding? Hoe waren de sixties?
Ik ben benieuwd naar de antwoorden op al die vragen en naar de antwoorden op
alle vragen die ik zou vergeten te stellen. Ik wil ook weten of zij fier zouden
zijn op hun kleindochter. Ik krijg een wrang gevoel in mijn buik als ik denk
aan de ongenadige waarheid: het is te laat. Voor verhalen van opa Gastopa en oma
Simona is het te laat…
Maar het was nog niet te laat om naar mijn
koffietafelgenoot te luisteren – tenslotte toch ook iemands grootouder – en, wie weet, van hem te leren. Hij liet mij
zijn gedicht lezen dat hij voor tante Christiana had geschreven, al zal ze het
zelf nooit kunnen lezen. Ik nam het papier aan, eerst eerder uit beleefdheid,
maar de eerste handgeschreven woorden eisten meteen mijn onverdeelde aandacht.
Die man kan schrijven, en hoe. Het is jammer dat ik geen exemplaar van zijn
gedicht heb. Ik noem hem De Schrijver. Ik wilde meer weten over hem en deed wat
ik niet meer kon aan opa Gastopa en oma Simona: vragen stellen.
De Schrijver was zo’n beetje het eerste
kind van mijn oma Simona en opa Gastopa, maar dan niet echt. In werkelijkheid
was hij de zoon van opa’s oudere zus Tona, maar elke seconde van elke
zomervakantie bracht hij door bij mijn grootouders. Hij is acht jaar ouder dan Mer.
Hij is de enige in zijn familie die naar de Universiteit is gegaan. Na vier
jaar behaalde hij een diploma Filosofie. Na zijn legerdienst werd hij baas van
de Christelijke Mutualiteit, of de CM, in ons aller Lier. Ondertussen schreef
hij.
Inmiddels heeft hij genoeg materiaal
verzameld om een autobiografie te kunnen uitgeven, of ‘zijn memoires’, zoals
hij het noemt. Hij probeert filosofie, poëzie en proza te combineren in een
leesbaar boek, waar niet iedereen van mag houden ‘want boeken waar iedereen van
houdt, zijn slecht geschreven.’ Een heel leven in schrijfsels. Ik was
geïntrigeerd.
Plots nam het gesprek een andere
wending. De Schrijver begon over Hem, mijn vader. Ik begreep er niets van. Wat
had De Schrijver met Hem te maken en waarom begon hij daar plots over? Hij
vertelde mij iets wat ik nog niet wist en wat ik niet goed heb begrepen. Ik kon
echter niet om meer uitleg vragen want Brou, mijn broer, zat naast mij, en dus
moest ik mijn schijnbare interesse tot het beleefdheidsminimum beperken. Wat
Hem betreft, zijn de reacties van Mer en Brou nog steeds even hevig als 18 jaar
geleden. Ze haten Hem. En ik weet niet (meer) waarom. Ze kunnen gelijk hebben
want ik weet dat ik als kind de bezoekjes aan Hem vreselijk vond, maar ik wil
het zeker weten. Ik wil de hele puzzel zien. Daarom was ik ook zo
geïnteresseerd in dit nieuwe puzzelstukje dat De Schrijver mij aanreikte.
Hij vertelde mij dat hij in 1996 ‘borg’
stond bij de jeugdrechter voor het feit dat mijn broer en ik niet meer naar Hem
wilden gaan. Ik weet niet juist hoe het precies zit, maar het was aan De
Schrijver om te beslissen of wij al dan niet nog naar Hem zouden moeten gaan.
Mijn vader is toen met De Schrijver gaan praten, hij ging hem vragen, smeken, om
het papier dat Hem het bezoekrecht zou ontzeggen niet te ondertekenen. Dat is
niet gelukt.
Als deze man, tegenover mij op de koffietafel
van tante Christiana, in 1996 een andere beslissing had genomen, had ik Hem
misschien gekend. Het is een puzzelstukje dat niets toont. Het lost niets op,
het maakt niets duidelijk, integendeel, het roept nog meer vragen op dan er al
zijn beantwoord…
(*) Tante
Christiana is oma Simona's zus. Ze stierf – exact één week nadat ze het nieuws
over haar zus vernam – letterlijk van verdriet. Lieve triestheid.
Geschreven op: 18 april 2010
Reacties
Een reactie posten