Once upon a bit later in May, 2011.
Ding-dong.
Het is 20:30. Zenuwen
gieren door m’n lichaam terwijl ik sta te wachten voor de deur van het huisje waarop
ik maar beter verliefd kan worden. Ik probeer me voor te stellen hoe het zou
zijn om elke dag thuis te komen in deze straat, elke dag door deze voordeur
mijn Wonderland te betreden. Ik kijk naar boven. Langs buiten lijkt het een
gewoon rijhuis, al merk ik wel het speciale raam op. Zo’n raam dat je soms in
films ziet, eentje dat een beetje uit de gevel springt. Een ‘erker’, leer ik
later van m’n mama. Vooral langs binnen geeft dat een heel mooi, ruim en licht
effect. In die films toch. Ik vind het een heel aangename verrassing. Het huis
scoort al meteen puntjes.
De deur gaat open en tovert m’n
ondeugend glimlachend liefje tevoorschijn. Ik zie zijn blik de mijne
inschatten: “zijn er al ademhalingsoefeningen nodig?”, zie ik hem zich
afvragen. “Nog net niet” is het stille antwoord op zijn ongestelde vraag. Ik betreed
het huis, op m’n hoede. Maar eens ik m’n ogen opricht, laat ik al mijn zorgen
varen. Het huis heeft prachtige houten vloeren die kraken van gezelligheid
wanneer je erover loopt, en lijkt te baden in het licht. Niet alles in de films
is maar schijn, zo blijkt. Er zijn kamers, kamers en nog eens kamers. Ik krijg
visioenen over een kamer enkel voor kleren, schoenen en handtassen. Een kamer
speciaal om in te lezen, op een knus tapijt, voor een open haard. Een kamer
voor mijn kookboeken. En een kamer die leegstaat omdat we niets meer kunnen
bedenken waaraan we nog een kamer kunnen wijden.
Plots is de gedachte dat er voor ons
huurders in het huis zouden komen en dat we ‘neen’ kunnen zeggen helemaal niet
meer geruststellend. Waarom zouden we ooit ‘neen’ zeggen tegen dit huis? De
gedachte lijkt absurd. En wat als de huurders lelijke kleuren zouden kiezen
voor de muren, her en der gaten zouden boren, een vieze geur zouden verspreiden
die je nooit meer weg krijgt en zich zouden vastketenen aan het huis op het
moment dat wij er klaar voor zouden zijn? Die gedachte lijkt mij meer
waarschijnlijk. Klaar of niet is niet langer mijn grootste zorg. Die plaats wordt
voortaan ingenomen door een mentaal beeld van het hele huis dat in rook opgaat.
Ik kan de klerenkamer niet meer opgeven. Een leeskamer is praktisch een
basisrecht. En mijn huisje moet ruiken naar de Under A Fig Tree-geur van Rituals.
Misschien is “ergens klaar voor zijn” wel
een mythe? Misschien moet ik gewoon springen, kijken naar wat ik onderweg
tegenkom, genieten van de ervaring en hopen dat ik terechtkom midden in een
stapel kleren met mijn liefje. Het leven, het lot, de shopgodinnen hebben
beslist. Het begin van de zomer is voor mij het einde van een tijdperk. Ik ben letterlijk
en figuurlijk, in m’n dvd’s en in m’n leven, aanbeland in het laatste seizoen
van Sex and the City…
Geschreven op: 27 juni 2011.
Reacties
Een reactie posten