Once upon a warm May day, 2011…
Het is dinsdag 24 mei, 19:00.
Ik sta in de keuken. De champignonsoep die
ik enkele dagen daarvoor voor het eerst heb gemaakt, staat te koken, de
lasagnesaus met extra veel groentjes (tomaten, worteltjes, courgette, ui,
pastinaak en raapjes) te pruttelen. Mijn liefje benadert me. Er is een huisje
dat zijn mama en haar vriend willen kopen. “Voor ons misschien later, om te
huren…”, zegt hij. Het overvalt me, maar ik laat me niet meeslepen. Er was
immers ook een huis aan de andere kant van Lier en daarna een appartement in
Berchem, herinner ik mezelf. Huizen en appartementen zijn vaak maar vage,
veranderlijke plannen, heb ik geleerd. Bovendien is “later” nog ver weg, weet
ik. Mijn liefje moet na dit schooljaar nog minstens twee jaar studeren. Het is
nog geen tijd voor later. De enige plannen die nu af en toe concreet vorm
krijgen, zijn soep en lasagne. We hebben nooit meer dan enkele gestolen uurtjes
en zo nu en dan hele dagen van onbezorgdheid tussen examenperiodes door. Al de rest
komt later. Steeds later.
Mijn liefje en ik liggen in de zetel,
een glaasje rosé voor onze neus. We hebben onze buikjes rond gegeten met de champignonroomsoep
en lasagne en hebben een nieuw programma ontdekt op Vitaya: Dinner Date. Het leven kan doodgewoon
mooi zijn, bedenk ik me. Ik laat mijn gedachten even afdwalen naar eerder, toen
ik dacht aan later. In mijn dagdromen ziet later er precies zo uit. Elke dag een
bijna voelbare liefde. Dagelijkse dingen door een roze bril gezien. Een huisje
vol heerlijke geuren. Wijn drinken uit glinsterende glazen. Je hoofd draaien en
de persoon waar je het meest van houdt zien. Een leven met zo weinig mogelijk
gsm en zoveel mogelijk echt contact. Een leven waarvan ik altijd dacht dat…
Een deur die open- en dichtgaat brengt
me terug in de realiteit, die, zo stel ik vast, in dat moment even mooi is als
mijn dagdromen. Mijn liefje’s mama is terug van mijn liefje’s broertje in Leuven.
Ze vraagt me of ik komende zondag moet werken. “Neen, dit weekend moet ik niet
werken”, antwoord ik, “waarom?” “Er is een huis… Heb je er al iets van
gezegd?”, vraagt ze aan haar zoon. Dit is al de tweede keer dat mij iets over
dat huisje wordt gezegd, bedenk ik me.
“Daarnet eventjes.” Mijn liefje weet hoe
hij me moet aanpakken. Hij heeft het onderwerp heel voorzichtig en vluchtig
aangeraakt. Want hoe graag ik ook een eigen thuisje wil, mijn bindingsangst van
weleer lonkt steeds ergens diep ik me, wachtend op wanneer dingen te snel
zullen gaan voor mij. Dan laat ze mijn ademhaling en hartslag versnellen om me te
waarschuwen dat ik in een wervelend tempo dreig terecht te komen. Alsof mijn
longen en hart een extra inspanning moeten leveren om de snelheid van alles wat
rondom me gebeurt bij te houden. Maar zover komt het al meer dan een jaar nog
amper. Enkel mijn liefje heeft tegenwoordig nog een effect op mijn hart. En wat
mijn ademhaling betreft, niets dat een paar keer diep in- en uitademen niet kan
oplossen. No clouds on the horizon. Al
zestien maanden zonneschijn dankzij de jongen die me zo goed kent.
“Wel, het zit zo…”, gaat de mama van
mijn liefje verder. Ik heb eventjes kunnen wennen aan het idee. Nu is het
blijkbaar tijd voor meer uitleg. “Wij kennen een mevrouw van wie de zus onlangs
is gestorven en zij heeft het huis van haar zus geërfd. Maar omdat zij veel
geld moet aan de staat, kan zij niet anders dan ofwel haar huis ofwel dat van
haar zus te verkopen en ze heeft beslist om dat laatste bij te houden. Nu, wij
zijn al bij haar op bezoek geweest en dat is echt een heel mooi huis. We zouden
zondag nog eens willen gaan kijken…” Er valt een veelbetekende stilte.
“Dat heeft ook een enorme indruk op mij
achtergelaten, daar kan je echt iets gezelligs van maken.”, doet mijn liefje
een duit in het zakje. Oké, ehm, wat? Waar komt dit zo plots vandaan, vraag ik
me af. Ben ik normaal niet degene die snakt naar een eigen plekje en mijn liefje
degene die het nog veel te goed heeft thuis, gezien zijn studentenstatus? Een
beetje tot mijn eigen verbazing is mijn eerste gedachte hoe erg ik mijn kleinste
grootste schattemie van een hondje zou missen. Daarna denk ik ietwat triest aan
hoe ik het me had voorgesteld.
In mijn gedachten zouden we met ons
tweetjes over ongeveer één à twee jaartjes beginnen uitkijken naar een
appartementje om samen te kopen. Kopen, niet huren. Na een aantal jaar zouden
we dat dan kunnen verkopen of verhuren en met dat geld een huisje zoeken. Nu
wordt mij een huis aangeboden voor ik ook nog maar ergens anders een voet heb
binnengezet, zelfs niet virtueel. De internetzoektocht – volgens mij een deel
van de pret – zal volledig aan mij voorbijgaan, net als de mogelijkheid om te
kopen. Nu besef ik wel dat het leven geen rekening houdt met hoe jij je de
dingen had voorgesteld, maar plots lijkt het werkwoord “moeten” toch iets te
vaak op te duiken. Ik moet gaan huren. En het moet een huis zijn. En het moet
dat huis zijn.
Daarna bedenk ik me dat een huis een
enorm groot cadeau is. Meer nog, als dat huis zo fantastisch is als liefje en
mama liefje mij met alle geweld willen duidelijk maken, zou het zelfs een
buitenkans kunnen zijn. Een prachtig huis dat mij zomaar in de schoot wordt
geworpen, minus mogelijke miserie of de noodzaak om achterdochtig te zijn. En dan
vergeet ik nog het belangrijkste: huis of appartement, huren of kopen, in elk
scenario komt het erop neer dat m’n liefje en ik een thuis zullen delen. Een
thuis waarin we soms misschien zelfs samen naar Thuis kunnen kijken. Waarom zijn de eerste gedachten die door mijn
hoofd gaan er dan geen van waanzinnige vreugde? Waarom sta ik niet te springen
op de zetel? Waarom ga ik niet staan schreeuwen op het terras? Waarschijnlijk
heb ik gewoon nog meer tijd nodig om aan het hele nieuwe idee te wennen. Ik heb
zeker nog tot zondag.
Het is donderdag 26 mei, 8:30.
The
Counting Crows maken me
tegelijk wakker en duidelijk dat iemand mij iets wil zeggen. “Hallo?”, zeg ik
met een slaapstem. “Oei, nu bel ik je wakker, hé, maar moet jij vandaag
werken?”, hoor ik de mama van mijn vriendje vragen. “Ja…”, zeg ik op een
halfvragende toon. “Ah, ja, wij gaan vanavond om 20:00 naar dat huis kijken,
maar anders kom jij maar na je werk, hé?” Ehm… “Oké…”, hoor ik mezelf zeggen.
Nadat de details waren afgesproken, bleef ik alleen achter met mijn gedachten…
Alle angsten van twee dagen daarvoor, waren in geen tijd teruggekeerd en waren
nog toegenomen in intensiteit. Ik moest mijn vriendje bellen, want over de
dingen praten, is heel vaak de beste keuze. En dat werd nu nog eens bevestigd.
Ik kwam te weten dat ook hij een beetje
overdonderd was door de snelheid en onverwachtheid van alles. Maar hij vertelde
me dat zijn mama dat huis sowieso zou kopen als investering, dat ze er eerst
nog andere huurders in zou laten wonen tot wij er klaar voor zijn en dat we
zelfs dan nog vrij zijn om neen te zeggen als we liever ergens anders zouden
wonen. Het enige wat ik dus moest doen vanavond was naar een huisje gaan
kijken, zonder enige vorm van verplichting. Een huisje om verliefd op te
worden, verzekerde hij me nog eens. Gerustgesteld nam ik afscheid. Ik zou hem die
avond terugzien, bij de ding-dong in
de straat met de mooie naam. Zenuwachtig, maar klaar om me te laten betoveren…
Geschreven op: 12 juni 2011.
Reacties
Een reactie posten