Amper
anderhalve maand geleden wist ik amper welke pedaal de koppeling, welke de rem
en welke de gas was, en had ik mij nog nooit van m’n leven in het verkeer
gewaagd achter het stuur van een auto.
Weldra
mag ik een blauwe ‘L’ kleven op de achterruit van een auto, in die auto stappen
en ermee wegrijden naar eender waar. Maar niet voordat ik heb gevraagd of ze
die ‘L’ niet in het roos hebben!
In
amper anderhalve maand tijd heb ik heel veel geleerd, en dan vooral dat je heel
veel dingen kan leren in amper anderhalve maand tijd…
Na de Podrace van de vorige dag, had ik alles geleerd. In theorie althans. In de praktijk blijf ik dezelfde foutjes maken alsof ik het hoofdpersonage ben in de film Memento. Zo moet mijn instructeur mij er altijd, maar echt àltijd, aan het begin van mijn les aan herinneren dat ik de handrem moet afzetten. Mijn antwoorden evolueerden van “ah, ja” naar “oeps, inderdaad”, naar “oh, ja” naar “hoe kan ik dat nu telkens vergeten?” naar “normaal ben ik echt zo stom niet, hoor” naar “volgende keer ga ik eraan denken!” naar “dit kan toch niet meer!” naar “ik wist dat ik iets vergeten was, hé!” naar een schaterlach. Ja ja, good times in die auto.
Bovendien ben ik ook niet zo goed in het
daadwerkelijk afzetten van die handrem. Bij mij is dat iets waar twee handen en
een niet zo gracieuze beweging voor nodig zijn. Zou het onflatteus afzetten van de
handrem iets zijn waarvoor examinatoren leerlingen buizen?
Al denk ik dat ik meer kans heb om te
buizen door iets anders waar ik niet goed in ben: borden spotten. De kleinste
details, zoals een kommaatje te veel of te weinig, vallen me op, maar soms zie
ik niet wat er vlak voor mij gebeurt. Zouden daar pilletjes voor bestaan?
Hoewel de Belgische banen bomvol borden
staan, ben ik degene die erin kan slagen ze allemaal te missen. Zo vraag ik soms “naar
waar moet ik nu?” op plaatsen waar de rode borden met een witte streep bijna in
m’n neus bijten en drie van de vier richtingen tot verboden gebied maken. Mijn
rij-instructeur wordt er niet boos om – ik vraag het dan ook met m’n meest onschuldige
hoge meisjesstemmetje – maar als ik die vraag op mijn examen stel, dan weet ik
al dat het antwoord “terug naar het examencentrum” zal zijn.
Misschien moeten ze de straten waar je
niet in mag, aanduiden met een bord met een spin op en de straten waar je wel in
mag met een bord met een puppy op? Want iedereen wil toch naar de puppy en niet
naar de spin? Die borden zou ik wel zien hoor! Veel duidelijker ook. Wat zegt
zo’n streep nu?
Nog iets waarvoor ik veel kans maak om
te buizen: ik heb verkeerssituaties altijd pas door wanneer ik er al voorbij
ben. Zo zit ik op het volgende kruispunt nog na te denken over wie op dat
vorige kruispunt nu weer voorrang had en vraag ik me wanneer ik een baan
oprijd af of dat eigenlijk een tweerichtingsbaan is. Ik bluf een beetje mijn
weg door België. Gelukkig kan zo’n examinator niet zien wat je denkt. Nee toch,
hé?
Dat hangt natuurlijk ook een beetje
samen met het feit dat ik nog steeds geen banen ken. Soms denk ik tijdens mijn
lessen plots “oh, dit is Mortsel weer” (dat merk ik dan aan de file) of “is dit
nu niet Lier?” Voor die woorden uit mijn mond kunnen komen, stop ik mezelf met
de gedachte “dat kan ik maar beter niet vragen, na de handremheisa elke keer
opnieuw denkt mijn instructeur waarschijnlijk sowieso al dat ik een beetje
achterlijk ben.” Maar het merendeel van de tijd denk ik eigenlijk gewoon “oh,
weer een baan”, “oh, nog een baan” en “oh, deze baan lijkt op al die andere
banen.” Ik herken geen plekken, ik herken geen dorpen, ik herken geen steden. Af
en toe zie ik ergens een konijntje. Maar als dat er de volgende keer niet meer
zit, dan kom ik nooit te weten of ik daar al dan niet al eens heb gereden.
Wanneer mijn instructeur, en binnenkort
dus ook de examinator, zegt “zo dadelijk naar links” – of “naar rechts”, maakt
al niet uit – dan begin ik zo onopvallend mogelijk doch hysterisch rond te
kijken tot ik de straat in kwestie heb kunnen lokaliseren. Pas daarna heb ik tijd om te proberen alle nodige borden te spotten. Ondertussen heb ik wel een
bord of 35 gemist, want let’s face it, dit
is Belgë. En met onvoldoende bordeninfo moet ik dan beginnen uitzoeken wat de
situatie is. Eenrichtingsverkeer? Tweerichtingsverkeer? Voorrang van rechts? Uit
welke richting kunnen allemaal auto’s komen? Kan ik de straat meteen inrijden?
Moet ik eerst wachten? Waar moet ik mij dan opstellen? En ah ja, ik moet ook
nog remmen en terugschakelen!
Ik overdrijf wel een beetje, hoor. Aan de andere kant vind ik het ook heel fijn dat iemand anders zegt waar ik naartoe
moet. Ik moet niet zelf uitzoeken wat de weg is, want er is eigenlijk geen ‘weg’. Mijn instructeur en ik, wij moeten twee uur lang nergens zijn. Mis ik
een links of een rechts, dan ga ik de volgende keer wel naar links of naar
rechts. Of we doen eens zot en we rijden gewoon rechtdoor! Het klinkt heel vreemd, want zo’n rijles is twee uur lang opperste
concentratie, maar tegelijkertijd is het ook twee uur lang pure onthaasting. Ik
had er nooit bij stilgestaan dat ‘gewoon wat rondrijden’ zo ontspannend kon
zijn.
Hoe hard ik ook opkeek tegen mijn eerste les, ik kijk nu nog tien keer zo hard op tegen mijn laatste les: IK WIL NIET
DAT HET BINNENKORT GEDAAN IS!
Reacties
Een reactie posten