Iets
meer dan een maand geleden wist ik amper welke pedaal de koppeling, welke de
rem en welke de gas was, en had ik mij nog nooit van m’n leven in het verkeer
gewaagd achter het stuur van een auto.
Over
minder dan een week (ja echt, een week!) mag ik een blauwe ‘L’ kleven op de
achterruit van een auto, in die auto stappen en ermee wegrijden naar eender
waar. Maar niet voordat ik heb gevraagd of ze die ‘L’ niet in het roos hebben!
In
amper anderhalve maand tijd heb ik heel veel geleerd, en dan vooral dat je heel
veel dingen kan leren in amper anderhalve maand tijd…
O nee! Ik bevestig het cliché! Ik ben
een vrouw en ik kan niet parkeren. Nu ja, toch niet hoe het zou moeten. Het
klinkt nochtans simpel. Wanneer je ze uitschrijft, neemt parkeren niet zoveel
stapjes in beslag als keren. Dit is hoe het zou moeten: naar rechts pinken – naast de geparkeerde auto gaan staan waarachter je
moet parkeren – in achteruit zetten – spiegels kijken – achteruit rijden tot de
achterkant van de geparkeerde auto ongeveer in het midden van jouw
achterraampje zit – naar rechts draaien tot je auto een hoek van 45° vormt met
de stoeprand – naar links draaien – in eerste zetten –een stukje naar voor
rijden en je wielen rechtzetten
Alles gaat goed tot aan het keerpunt bij
die hoek van 45°. Wiskunde heeft mij nooit graag gehad. (Of was het andersom?) Soit,
dat maakt al niet uit, waar het op neerkomt, is dit: ik zie geen hoeken! Ik zie
hondjes en vogels. Ik zie bomen en pleintjes. Ik zie een lucht vol wolken en
koetjes in een wei. Maar bij alle dingen die ik tegenkom, zitten absoluut geen
hoeken bij!
Ik weet wel dat een hoek van 45° de
helft is van die ene hoek op zo’n geodriehoek, maar het probleem is dat ik bij
het woord ‘geodriehoek’ begin te huilen blijkbaar niet kan inschatten hoe
dat eruit ziet wanneer het ene been van je denkbeeldige driehoek een auto is en
het andere een stoeprand.
Een echte geodriehoek meenemen, eventjes
uitstappen en het nameten, mag niet. Dat heb ik gevraagd. En misschien is
dat niet slecht, dan moet ik al niet leren hoe je dat nu weer moest doen. Dus
mijn strategie tot nu toe, is gokken. Soms begin ik te vroeg aan m’n stuur te
draaien, waardoor ik veel te ver van de stoep eindig, soms te laat, waardoor ik
en de stoep al enkele encounters of the very close kind hebben gehad, en
soms verbaas ik mezelf door plots perfect achter de geparkeerde auto waarachter
ik moest mikken te staan.
Nu ik er zo over nadenk, bevestigt de wiskunde
wat mijn gevoel al vermoedde: het parkeren lukt ongeveer één op de drie keer. Mijn
instructeur bekijkt het net zo rooskleurig, waardoor ik ook vaak zin heb om
mijn roze bril op te zetten en la-di-da
te zingen. Maar mijn innerlijke perfectionist pakt mijn mooie roze bril telkens
af, gooit hem op de grond, rijdt er een paar keer overheen en schreeuwt dan: “twee
op de drie keer trekt het op niks en die ene keer is altijd per ongeluk!” Lap,
hé. Ik haat het wanneer ik gelijk heb.
Het parkeren corrigeren, lukt me ook nog
wel. Als je me laat doen, sta ik uiteindelijk wel waar ik moet staan. En ik
zorg tijdens het parkeren voor het nodige entertainment zodat niemand in de
auto zich verveelt. Goed genoeg, in het echte leven. Maar op het rijexamen moet
je een perfecte ‘S’ maken en wegwezen. En ik vrees dat zelfspot op een
examinator niet hetzelfde effect heeft als op een instructeur. (Mag je
eigenlijk wel iets zeggen tijdens zo’n rijexamen?)
Mijn zelf opgelegde opdracht is dan ook:
oefenen, oefenen, oefenen. *Whatshhh* (Dat is hoe een zweepgeluid klinkt in
mijn hoofd.) Dus als jij jouw auto regelmatig ergens in de buurt van Lier
parkeert, is de kans reëel dat ik er stiekem een keertje kom achter staan. Als
het goed gaat, merk je er daarna niets van, hoor.
Als
iemand een ander trucje heeft, liefst eentje dat niets met wiskunde, het getal
45 of hoeken of any
kind te maken heeft, zou dat delen lief
zijn!
Reacties
Een reactie posten