Doorgaan naar hoofdcontent

Voor mij een roze ‘L’ graag – Deel VII: aMuse Rouge is niet zot van A

Iets meer dan een maand geleden wist ik amper welke pedaal de koppeling, welke de rem en welke de gas was, en had ik mij nog nooit van m’n leven in het verkeer gewaagd achter het stuur van een auto.

Over minder dan een week (ja echt, een week!) mag ik een blauwe ‘L’ kleven op de achterruit van een auto, in die auto stappen en ermee wegrijden naar eender waar. Maar niet voordat ik heb gevraagd of ze die ‘L’ niet in het roos hebben!

In amper anderhalve maand tijd heb ik heel veel geleerd, en dan vooral dat je heel veel dingen kan leren in amper anderhalve maand tijd…

Rijden, Rouge, rijden!

“Uh-oh, dit is Antwerpen…” Met die onheilspellende woorden reed ik “’t Stad” in. Normaal herken ik geen wegen. Het zou goed kunnen dat mijn rij-instructeur mij al zes lessen lang hetzelfde toertje laat doen. Maar de weg van mijn stad naar het Stad ken ik dankzij mijn studietijd maar al te goed. Na een tijdje kreeg ik door dat de links’jes en rechts’jes die mijn rij-instructeur me deze keer liet nemen, me recht naar de stad met streken leidden. De stiekemerd! A stond normaal voor de laatste les op het programma, maar m’n rij-instructeur moest er eventjes iets gaan ophalen, dus ik mocht het wespennest nu al trotseren.

Ik reed Queen A binnen, sloeg een hoek om… en moest meteen alles dichtgooien. De eerste Antwerpenaar die ik tegenkwam, stond zomaar midden op straat. Gepakt en gezakt. Zo’n drie meter vóór een bushalte. En zei ik al: VLAK ACHTER EEN HOEK? Welkom in de jungle. Pamplemousse, ik heb het gevoel dat we niet meer in Lier zijn,” zei ik in gedachten tegen het hangertje met haar asjes rond m’n nek.

Mijn beperkte rijervaring in andere steden en dorpen heeft me geleerd dat daadwerkelijk een voorrang aan rechts moeten verlenen in de praktijk eerder een uitzondering is. Ik vertraag altijd wel, maar nooit écht van harte, omdat ik al zo geconditioneerd ben dat je meestal toch gewoon kan doorrijden. Dat mocht ik al meteen vergeten in Antwerpen. In Antwerpen komt er ALTIJD iemand van rechts. En van links. En vanuit de tegenovergestelde richting. Er rijdt altijd iemand achter je. Er rijdt altijd iemand voor je. Er rijdt altijd iemand naast je. Ook wanneer daar geen rijstrook is. Er zijn altijd fietsers. En die fietsen niet altijd op een fietspad. Er zijn altijd voetgangers. En die wandelen niet altijd op een voetpad. Er zijn altijd joggers. En die joggen altijd zo bizar dat het lijkt alsof ze het speciaal doen om je af te leiden.

En te midden van al die wegen bomvol weggebruikers en algemene heisa, belandde ik plots in de straat waar mijn rij-instructeur eventjes iets moest gaan ophalen. Het was zo’n straat waar langs beide kanten auto’s stonden geparkeerd. En daar moest ik plots stoppen. Met mijn wit autorijschoolautootje. Waardoor iedereen die achter mij reed geen andere keuze had dan ook te stoppen en gedurende hoop en al 30 seconden geduldig te wachten. Althans, dat dàcht ik. Maar ik vergiste me. Er was nog een optie, die ik over het hoofd had gezien. Waarom geduldig wachten als je ook ongeduldig aanhoudend kan claxonneren en onverstaanbare dingen kan roepen? Zo redeneert men blijkbaar in Antwerpen.

Die Antwerpse pretentie bleek net wat ik nodig had. Tot op dat moment reed ik rond met een soort schuldgevoel. Ik bedacht mij steeds hoe lastig het voor de andere bestuurders moest zijn om achter een autootje van de rijschool te zitten. De keren dat ik stilviel of niet zo vlot vertrok, prevelde ik steeds een “sorrietje” dat de bestuurder achter mij eigenlijk toch niet kon horen. Maar nu zat ik alleen maar rustigjes een liedje te neuriën op het aanhoudend geclaxonneer en in mezelf te denken: ik heb evenveel recht om hier te rijden als iedereen anders. En net zoals ik nu aan het doen ben, heeft iedereen die met een auto rijdt dat ooit moeten léren. En als mijn instructeur zegt dat ik moet stoppen in een straat, dan stop ik. En als ik daardoor 30 seconden in de weg sta, dan is dat maar zo. Als ’t Stad van iedereen is, dan is het ook van mij!

Reacties

Populaire posts van deze blog

Kalkoenstoofvlees met kriekbier

Dit maakte ik met kerst bij m’n mama, maar ik vergat het simpelweg te bloggen. Aangezien volgende week de Vasten beginnen (wat voor mij betekent: Dagen Zonder Vlees), krijg je het receptje nu nog van mij. Je hebt nog een week de tijd om dit te maken. Ren maar snel naar de winkel, want het is de moeite! Stoofvlees maak je meestal niet voor twee, hé. Dit recept is voor een hele pot, genoeg voor zes personen. Of voor meerdere dagen met minder personen. Wat heb je nodig (6 personen)? 1,2 kg kalkoenstoofvlees 6 rode uien 6 teentjes knoflook 3 el lichte cassonade ( Kinnekessuiker .) 6 el rode wijnazijn 4 el maïzena 2 x 25 cl kriekbier 500 ml kippenbouillon 3 sneetjes peperkoek Mosterd 3 takjes verse tijm 3 blaadjes verse of gedroogde laurier Stoofvleeskruiden Peper & zout Bakboter Wat moet je doen? 1. Smelt een klont bakboter in een stoofpot en bak er het kalkoenstoofvlees in aan. Zorg ervoor dat het vlees niet op elkaar ligt, anders stooft het in

Kerstrecept: Varkenshaasje met druivensaus

Koken in een andere keuken dan de mijne, ik doe dat niet zo graag. Je weet niets staan. Je kan je eigen vertrouwde gerief niet gebruiken. En het ergst van al: je moet koken op een vreemd vuur. Soms heb je echter geen keuze. Op kerstavond bij de familie van je lief bijvoorbeeld. Normaal ben ik zen in de keuken, maar het kerstmaal – nu ja, het kersthoofdgerecht – voor zeven man bereiden op een vreemd vuur, dat bezorgt mij toch een beetje zenuwen. Zeker als het zo’n vuur is zonder vuur, een inductiekookplaat. *insert evil music* Ik zie graag een vlam. Ik heb voeling met een vlam. Ik weet precies hoe groot mijn vlam moet zijn om witloof te stoven. Bijvoorbeeld. Wat ik echter niet weet, is welke nummer ik daarvoor moet kiezen. Het witloof dat mijn kerstgerecht vergezelde, was dan ook niet hoe ik het wilde hebben. Ik hou van stronkjes die intact blijven, mooi gekarameliseerd zijn en hier en daar een bruin kleurtje hebben. Zeker op kerstavond. Maar Merlot zegt dat ik moet stoppen

Review kookboek Gino’s Pasta – Gino D’Acampo

Wanneer deze review online komt, zit ik nog onder de zuiderse zon te genieten van het beste wat Italië te bieden heeft. Daarom vond ik het wel toepasselijk om deze keer mijn favoriete Italiaanse kookboek te reviewen. Een boek vol pasta’s, mijn nummer één favoriete gerecht! Ik kocht Gino’s Pasta in 2011 op de Boekenbeurs. Toen ik het toonde aan vrienden en familie dachten ze allemaal dat ik het voor de looks van de schrijver had gekocht. Heel eerlijk? Neen! Hij doet mij zelfs niets eens iets. Ik vermeld dit er maar bij zodat je weet dat mijn lovende woorden helemaal niets met den Gino te maken hebben. Dit is gewoon één van die zeldzame kookboeken waaruit je letterlijk àlles zou willen maken. Indeling & inhoud Zoals wel meer kookboeken, begint ook dit met een korte inleiding van de auteur. Daarna volgen enkele bladzijden geschreven door voedingsdeskundige Juliette Kellow. Zij legt uit waarom pasta best past binnen een evenwichtig eetpatroon. Veel mensen hebben schri