Mijn bomma en bompa hadden wel duizend
kleinkinderen. Of twintig of zo. Op een bepaald moment ben ik de tel
kwijtgeraakt. Het waren er in ieder geval véél. En ik was daar eentje van.
Mijn bomma woonde met mijn bompa in een
groot huis met een grote tuin. Een tuin met een hok voor kippen en konijnen, een
serre voor groenten en een, twee, drie, vier, honderd bomen. Voor verstoppertje
of tikkertje met duizend neven en nichten.
Of voor hout voor de houtstoof. Waarvoor mijn bomma meestal sokken zat te breien. Voor de duizend kleinkinderen
met tweeduizend koude voeten. Die enkel konden worden opgewarmd met
zelfgebreide sokken.
Of met metersdikke zelfgesneden
boterhammen van zelfgebakken brood. Bedekt onder grote lappen spek, dikke lagen
choco of een lading suiker. Van een bomma in een voorschoot.
Of zo luidde toch het verhaal dat ik
hoorde in de kerk. Tijdens het afscheid van een bomma en een leven waar ik
recht op had.
Mijn bomma en bompa hadden wel duizend
kleinkinderen. Of twintig of zo. Op een bepaald moment zijn ze er twee
kwijtgeraakt. Ze hadden er in ieder geval nog veel. En ik was er nooit meer
eentje van.
Ik weet niet goed wat hier op te zeggen. Behalve misschien eens zuchten dat het zo jammer is dat er in zoveel families problemen zijn die zo onoverkomelijk blijken (of lijken) dat mensen, die zelf waarschijnlijk niets met die problemen te maken hebben, moeten opgroeien met een stukje van de puzzel minder. En eens vloeken ook, want verdorie, bomma's kunnen zo'n meerwaarde hebben!
BeantwoordenVerwijderenSterkte!
Bedankt voor je reactie. :-)
VerwijderenIk zucht met je mee... Veel anders valt er inderdaad helaas niet te doen.